Wat voor ondersteuning kan ik van een school verwachten?
Kinderen kunnen heel verschillende soorten van ondersteuning nodig hebben. Zoals ondersteuning bij het plannen en organiseren van schoolwerk of extra oefening van de stof. Of uitleg in kleine groepjes bij lezen of rekenen. En bijvoorbeeld ondersteuning bij de gymles of een aangepaste stoel. Ondersteuning wordt verdeeld in basisondersteuning en extra ondersteuning. Lees hierover meer bij de vragen: ‘Wat is basisondersteuning?’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’.
Hoe weet de school welke ondersteuning mijn kind nodig heeft?
De school onderzoekt wat jouw kind nodig heeft aan extra ondersteuning. Dat doet de school in overleg met jou als ouder. Er zijn vaak speciale namen voor zulke gesprekken. Zoals multidisciplinair overleg (MDO) of ondersteuningsteam (OT). De school maakt na dit onderzoek en de gesprekken een ontwikkelingsperspectief (OPP) voor jouw kind. Meer uitleg vind je bij ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’.
Als je kind al op school zit, gebruikt de school informatie van de leerkracht over hoe het gaat in de klas. Maar de school kan ook vragen om informatie van zorgverleners van jouw kind. Of informatie van een vorige school of de kinderopvang. De school vraagt altijd eerst toestemming aan jou. De school mag niet zonder die toestemming overleggen met anderen buiten de school over jouw kind. De school moet ook toestemming vragen om een verslag van een onderzoek te mogen lezen. Hierover lees je meer onder het kopje ‘Welke informatie moet ik delen met de school?’.
Soms blijkt dat een school voor speciaal onderwijs (so) of speciaal basisonderwijs (sbo) het beste zou zijn voor jouw kind. Hiervoor is een toelaatbaarheidsverklaring nodig (TLV). Meer uitleg vind je bij ‘Kan ik mijn kind zelf aanmelden bij een school voor speciaal (basis) onderwijs?’ en ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’. Zeeluwe-toelaatbaarheid.
Wat is een schoolondersteuningsprofiel (SOP)?
Het schoolondersteuningsprofiel (SOP) is een document waarin staat welke ondersteuning de school kan geven. Ondersteuning wordt verdeeld in basisondersteuning en extra ondersteuning. In het schoolondersteuningsprofiel (SOP) staat welke basisondersteuning en welke extra ondersteuning de school geeft. De school moet elke vier jaar een nieuw schoolondersteuningsprofiel maken. Je vindt het schoolondersteuningsprofiel in de schoolgids of apart op de website van de school. Kun je het schoolondersteuningsprofiel niet vinden? Of is het ouder dan vier jaar? Vraag er dan om bij de school. Lees meer over basisondersteuning en extra ondersteuning bij de vragen: ‘Wat is basisondersteuning?’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’.
Wat is een ondersteuningsplan?
In een samenwerkingsverband werken alle scholen in een regio samen om te zorgen dat er in die regio passend onderwijs is voor ieder kind. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband staan de afspraken die in jouw regio zijn gemaakt over extra ondersteuning. Meer over extra ondersteuning lees je bij de vraag ‘Wat is extra ondersteuning?’.
Is een diagnose nodig voor (extra) ondersteuning?
Het is niet nodig om een diagnose zoals ADHD of autisme te hebben, voordat de school extra ondersteuning kan geven. Maar een diagnose kan de school soms wel helpen om te weten welke ondersteuning je kind nodig heeft. Denk er goed over na of je je kind wil laten onderzoeken en door wie. Een diagnose zoals dyslexie is soms wel nodig om specifieke ondersteuningsmiddelen te mogen gebruiken, en bijvoorbeeld extra tijd te krijgen bij toetsen.
Wat is basisondersteuning?
Een school moet een leerling ondersteuning kunnen geven bij problemen die regelmatig voorkomen. Zoals leesproblemen en rekenproblemen. Dat noem je basisondersteuning. Sommige scholen specialiseren zich in een bepaald soort ondersteuning. In het schoolondersteuningsprofiel (SOP) staat welke basisondersteuning en welke extra ondersteuning de school geeft en ook hoe zij dat doen. Lees meer over het schoolondersteuningsprofiel en extra ondersteuning bij de vragen: ‘Wat is extra ondersteuning?’ en ‘Wat is een schoolondersteuningsprofiel?’
Mijn kind heeft basisondersteuning nodig. Hoe werkt dat?
Als jouw kind basisondersteuning nodig heeft, dan wordt dat opgeschreven in een leerlingdossier. Daarin staat wat voor basisondersteuning jouw kind krijgt. Hoe vaak jouw kind deze ondersteuning krijgt en hoe het gaat. Bijvoorbeeld of je kind wel of niet vooruit gaat. En of extra oefenwerk lastig is voor je kind of dat het juist goed lukt. Als ouder mag je altijd meepraten over de basisondersteuning. Want ook hierbij is het belangrijk dat ouders en de school goed samenwerken. Maak afspraken over hoe jullie elkaar laten weten hoe het gaat. Vraag om meer informatie als je vragen hebt. En vertel ook hoe jij ziet dat het thuis met jouw kind gaat. Vertelt jouw kind bijvoorbeeld thuis trots over de extra ondersteuning en hoe het gaat? Of geeft je kind juist aan de extra ondersteuning lastig te vinden? Of misschien merk je dat je kind piekert en zich wat onzeker voelt. Je kunt dit met je kind bespreken. Bespreek samen met school wat de beste ondersteuning is voor jouw kind. Maak afspraken over wanneer jullie weer overleggen. En praat dan over of de basisondersteuning van de school jouw kind helpt. Of er misschien toch andere ondersteuning nodig is. Of misschien kan de ondersteuning op een bepaald moment wel worden gestopt omdat het niet meer nodig is.
Wat is extra ondersteuning?
Misschien heeft je kind meer ondersteuning nodig dan de basisondersteuning. Dan kan je kind extra ondersteuning krijgen. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband (SWV) staan de afspraken over basisondersteuning en extra ondersteuning in jouw regio. Elk samenverwerkingsverband regelt dat anders. Uitleg hierover lees je onder de vragen ‘Wat is een samenwerkingsverband?’ en ‘Wat is een ondersteuningsplan?’, ‘Wat is basisondersteuning’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’.
Mijn kind heeft extra ondersteuning nodig. Hoe werkt dat?
Als jouw kind extra ondersteuning nodig heeft, moet de school een plan maken met doelen. Dit plan noem je het ontwikkelingsperspectief (OPP). Lees hierover meer onder de vraag: ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’.
Het is belangrijk voor het kind dat de school goed samenwerkt met de ouders of verzorgers. Vraag om meer informatie als je vragen hebt. En vertel ook hoe jij ziet dat het met jouw kind gaat. Soms worden er in gesprekken woorden gebruikt die voor jou nieuw zijn. Vraag gerust om uitleg als je niet weet wat een woord betekent. Zo kun je samen bespreken wat de beste ondersteuning is voor jouw kind. Spreek af wanneer jullie weer overleggen. Je bespreekt dan bijvoorbeeld of de extra ondersteuning jouw kind helpt. En of er misschien toch andere ondersteuning nodig is. Of misschien kan de ondersteuning wel worden gestopt. Lees meer over ondersteuning bij de vragen: ‘Wat is basisondersteuning?’ en ‘Wat is extra ondersteuning?’.
Hoe praat ik met school over extra ondersteuning?
Wanneer de school denkt dat jouw kind extra ondersteuning nodig heeft, zijn er gesprekken met jou als ouder. Die gesprekken zijn met mensen van de school zoals de intern begeleider (IB’er) of de leerkracht en met andere deskundigen. Bijvoorbeeld een orthopedagoog, psycholoog, een jeugdarts of logopedist. Die gesprekken noem je vaak MDO, dat is de afkorting voor een multidisciplinair overleg. Als ouder mag je altijd bij een MDO zijn. Het is belangrijk dat je meepraat over het plan voor de extra ondersteuning voor jouw kind. Jij kent je eigen kind het allerbeste en kunt vertellen hoe het thuis met jouw kind gaat. Samen praten jullie over de oplossing die het beste bij jouw kind past. Soms wil de school dat bij een MDO ook een zorgverlener van de gemeente aanwezig is. Of een jeugdarts of iemand vanuit leerplicht (lpa). De school vraagt daar toestemming voor aan jou als ouder. Of deze mensen bij het overleg (nodig) zijn, hangt af van de ondersteuning die nodig is voor jouw
kind. Je kunt vragen waarom het nodig is dat deze mensen bij het overleg zijn. Misschien is het goed als je kind zelf ook bij (een deel van) het overleg is. Je mag ook zelf iemand meenemen naar het overleg. Vertel dat van tevoren aan de school.
Soms is extra onderzoek door iemand buiten de school nodig om te bekijken welke extra ondersteuning je kind nodig heeft. Dit kan bijvoorbeeld onderzoek zijn door een psycholoog of logopedist. Ook dat wordt vaak besproken in een multidisicplinair overleg (MDO). Voor extra onderzoek moeten ouders altijd eerst toestemming geven. Ook hierover kun je eerst vragen stellen. Waarom de school het onderzoek nodig vindt bijvoorbeeld. Wie het onderzoek gaat doen, waar en wanneer. Ook als iemand van de school het onderzoek doet krijg jij als ouder als eerste het verslag te lezen. Jij besluit of de school het ook mag lezen. Lees hierover meer bij ‘Welke informatie moet ik delen met de school?’.
Hoe het gaat met de extra ondersteuning, houdt de school bij in het dossier van jouw kind. Minstens één keer per jaar bespreekt de school met jou het ontwikkelingsperspectief dat de school heeft gemaakt voor jouw kind. Er wordt dan ook besproken of de school nog steeds hetzelfde denkt over hoe jouw kind zich zal ontwikkelen op school. En of de ondersteuning die jouw kind krijgt nog steeds op dezelfde manier nodig is. Het ontwikkelingsperspectief kan na zo’n gesprek met jou worden aangepast. Lees hierover meer onder de vraag: ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’.
Wie houdt zich op school bezig met extra ondersteuning en passend onderwijs?
Eigenlijk iedereen. Vooral de leerkracht is belangrijk. Niet alleen omdat de leerkracht zelf ondersteuning geeft aan leerlingen, maar ook omdat de leerkracht het snelst ziet of een kind ondersteuning nodig heeft. En als het nodig is schakelt de leerkracht de intern begeleider (IB’er) in. De intern begeleider zorgt er op school voor dat kinderen de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. De intern begeleider helpt de leerkracht en andere ondersteuners (zoals een remedial teacher) hierbij. En maakt samen met jou als ouder een plan waarin staat wat er nodig is. Welke ondersteuning jouw kind krijgt, en hoe vaak. En wanneer en hoe wordt gekeken of de ondersteuning jouw kind helpt. De intern begeleider regelt dat de ondersteuning er komt en overlegt soms over jouw kind met de directeur van school of met het samenwerkingsverband. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een samenwerkingsverband?’.
Wat als het niet lukt om de ondersteuning voor mijn kind te organiseren?
Soms lukt het de school niet om de extra ondersteuning die jouw kind nodig heeft te geven. Soms noemt de school zichzelf dan handelingsverlegen. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat betekent handelingsverlegen?’. Vaak komen er dan gesprekken over hoe het verder moet. Misschien kan je kind tijdelijk niet (elke dag) naar school. Het is goed te weten dat je kind dan nog steeds recht heeft op onderwijs. De zorgplicht van de school betekent dat de school voor onderwijs moet zorgen, totdat er misschien een andere school is gevonden die beter bij jouw kind past. De school mag jouw kind niet uitschrijven totdat er een andere school is waar je jouw kind hebt ingeschreven. Een school kan niet zeggen dat ze handelingsverlegen zijn als er nog geen plan is gemaakt voor jouw kind: een ontwikkelingsperspectief (OPP). Hier kun je als ouder altijd om vragen. Lees hierover meer onder de vragen: ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP)?’ en ‘Wat betekent handelingsverlegen?’
Misschien is er een andere school die beter bij jouw kind past. Die de ondersteuning die jouw kind nodig heeft wél kan geven. Dat kan een andere basisschool zijn, maar ook een school voor speciaal onderwijs (so) of speciaal basisonderwijs (sbo). Dat jouw kind beter geholpen kan worden op een andere school, moet duidelijk worden uit het ontwikkelingsperspectief. De school en ouders moeten het daar met elkaar over eens zijn. Voor plaatsing op een school voor speciaal (basis) onderwijs moet een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. Lees hierover meer bij de vraag: ‘Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)?’. Zeeluwe-toelaatbaarheid.
Wat betekent handelingsverlegen?
Soms lukt het de school niet om jouw kind genoeg goede ondersteuning te bieden. Hierdoor kan jouw zich niet goed genoeg ontwikkelen. Dat noemt de school handelingsverlegen zijn.
Wat als mijn kind tijdelijk niet (elke dag) naar school kan?
Soms lukt het een school niet om passend onderwijs voor je kind te organiseren. Dan kan de school jouw kind niet de extra ondersteuning geven die het nodig heeft. Dan is de school handelingsverlegen. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat betekent handelingsverlegen?’. Soms zegt de school dan dat je kind niet meer kan komen. Of zie je zelf dat het jouw kind (even) niet lukt om naar school te gaan. Het is goed te weten dat de school dan nog steeds zorgplicht heeft. Lees meer over zorgplicht bij de vraag ‘Wat is zorgplicht?’. Jouw kind moet zich kunnen blijven ontwikkelen. Je kunt dan, samen met de school, op zoek naar andere mogelijkheden. Soms lukt het niet meer goed om daar met de school over te praten. Kijk bij de vraag ‘Wat als je er samen echt niet uitkomt?’ om te kijken wat je dan kunt doen.
Wat als mijn kind jeugdhulp nodig heeft op school?
Soms bestaat een deel van de extra ondersteuning van je kind uit jeugdhulp. Scholen en gemeenten werken dan samen door te zorgen voor arrangementen en maatwerk. Samenwerkingsverbanden maken daarover eens in de vier jaar afspraken met alle gemeenten in hun regio. Je kunt als ouder bij jouw gemeente ook zelf vragen om jeugdhulp. Als jouw kind jeugdhulp nodig heeft om goed passend onderwijs te krijgen, dan staat hierover informatie in het ontwikkelingsperspectief (OPP). Daarin staat wat voor zorg of ondersteuning je kind nodig heeft en hoe dat geregeld wordt. Lees hierover meer bij de vraag ‘Wat is een ontwikkelingsperspectief?’.